Het grote niets doen
Hoofdstuk 1
Graag laat ik je kennis maken met een zeker iemand met wie ik sinds kort, na een wonderbaarlijke ontmoeting, bevriend ben geraakt. Zijn naam is Barend H. Zijn beroep is beoogd kandidaat voor vele willekeurige functies. Barend H. heeft al erg lang niet gewerkt. Dat ligt niet aan hem. Uiteraard niet! Feitelijk heeft hij nooit gewerkt omdat hij in zijn enige 2 maanden proefperiode ook niks deed. Daarom rondde hij zijn inwerktraject nooit af. Dat lag niet aan hem. Uiteraard niet! Zijn toenmalige werkgever deed namelijk niet aan verwachtingsmanagement. Barend H. raakte daardoor in verwarring. Een gemoedstoestand waarin Barend H. zich overigens graag begeeft. Barend H. houdt ervan te externaliseren. Dat kan hij goed. Het is een van zijn kerncompetenties. Via de WW belandde hij in de bijstand. Al snel bleek hij over een boel kerncompetenties te beschikken voor een glansrol in de uitkering.
Mijn blog over Barend H. begon een paar weken geleden. Bij de gemeente. Hij kwam naar buiten bij de Sociale Dienst. Ik kwam van de balie Publiekszaken. In de centrale hal botsten we tegen elkaar. We zagen beiden even niets. Barend H. omdat hij een waas voor zijn ogen had. Ik omdat ik mezelf bewonderde in mijn nieuwe paspoort en niet keek waar ik liep. Goede foto dacht ik nog. “Kijk ff waar je loopt” riep Barend H. Ik keek op van mijn paspoort en zag een boze man. “Oh excuseer,” bracht ik uit. Samen liepen we naar buiten. “Ach jij kan er ook allemaal niets aan doen” zei hij me. Ondertussen draaide hij een driekwart zware Javaanse Jongen. Nog in de draaideur stak hij die in de brand. Amper buiten blies hij zijn eerste stevige inhalatie meteen weer uit en vormde een blauw witte rookpluim vol frustratie. Ondanks de afwezigheid van enige regie namen we beiden haast synchroon plaats op het bankje voor het gemeentehuis. Alsof het zo was afgesproken. Alsof het zo moest zijn. Barend H. vertelde me dat hij al heel erg lang in de bijstand zat en dat het destijds een zeer goede match was gebleken: Barend H. en de gemeente. “Kijk” zei hij, “als antwoord op de vraag; ‘waarom moeten we jou aan nemen in de bijstand?’, antwoordde ik destijds; “jullie van de gemeente doen niks voor mij en ik ben erg goed in niks doen.” En ik voel me van begin af aan thuis in de bijstand. Dan is het een hard gelach als je na zoveel jaar trouwe dienst op straat komt te staan. Daarom begrijp ik die emoties die vrijkomen bij een massaal ontslag ook zo goed. Je wordt als een vuilniszak op straat gezet. Met dank voor bewezen diensten. Dat is mij nu ook een soort van overkomen.”
Op het bankje voor het gemeentehuis vertelde Barend H. mij dat hij na al die tijd weer eens moest gaan werken. “Barend je moet iets gaan doen”, hadden ze gezegd. “Iets met je leven en ook iets terug doen voor de samenleving”. “Alsof ik geen bijdrage lever”, zei Barend. Ik rook al sinds mijn veertiende! Hebben ze wel in de gaten wat voor een bedrag ik in al die jaren aan accijnzen heb betaald? Daar wordt niet over geluld!” Barend zette zijn betoog over zijn visie op een bijdrage leveren aan de samenleving kracht bij door te gaan staan. Vervolgens wees hij wild met zijn vinger. “Barend” zei ik, “ik snap je redenatie. Kun je nagaan als je er dan ook nog eens bij werkt. Dan doe je weer mee en je doet iets terug. Dan doe je het dubbel zo goed”. De fonkeling in zijn ogen verraadde zijn waardering voor mijn diplomatie. Heel voorzichtig woog hij zijn woorden op een weegschaaltje en zei toen: “stel dat ik meega in het concept werken voor je centen, wat moet ik dan gaan doen? Ik heb geen flauw idee van wat ik kan. Wie zit er nu op mij te wachten? Ze mogen mij altijd bellen. Maar er belt niemand.” “Barend!” zei ik nadrukkelijk, “Barend ik ga jou helpen. Ik stel voor dat we elke dinsdagochtend om half elf afspreken bij dit bankje. “En dan?” vroeg hij. “Dan” zei ik, “gaan we met elkaar in gesprek over successen en kwaliteiten. Over kansen en stuklopen.” “Maar ik loop al jaren stuk”, bracht Barend daar tegen in. “Dan kun je nagaan hoeveel kansen je hebt laten lopen. En hoeveel van jouw successen en kwaliteiten nog onbesproken zijn”, wierp ik op mijn beurt tegen.
Gespreksstof genoeg dus. “Mochten onze gesprekken uiteindelijk alsnog tot niets leiden”, zei ik, “dan kun je altijd weer terugkeren naar het grote niks doen.” Benieuwd of hij er aanstaande dinsdag zit.
Hoofdstuk 2
Vol verwachting zat ik vanochtend op het bankje voor het gemeentehuis. Ik was in afwachting van Barend H. Voor wie deel 1 van deze ‘blogologie’ mistte, een kort resumé: Ik ontmoette Barend H. recentelijk op het gemeentehuis. We botsten en raakten in gesprek met elkaar. Hij bleek een ervaren uitkeringsgerechtigde die na jaren trouwe dienst in de steun aan de kant werd geschoven. Hij werd er zoals hij zelf zei “uit gesodemieterd” en moest weer aan de bak. Omdat hij niet wist hoe dat aan te pakken beloofde ik hem te helpen. Elke dinsdag. Hier op het bankje voor het gemeentehuis.
Vanuit de verte kwam een dikke, vettige, blauwe rookpluim traag naderbij. In die dampende blauwe mist ontwaarde ik een gedaante. De geur van driekwart zware Javaanse Jongens werd aldoor sterker. De combinatie van die prikkels bevestigden mijn vermoedens. Het was Barend H. Hij kwam zowaar op onze afspraak. “Alles goed? ” vroeg ik. “Nee” zei hij. “Twee fout!” Hij nam plaats naast mij op het bankje, legde zijn sigarettenpeuk op de rug van zijn ringvinger en schoot vervolgens de smeulende peuk in het bloemenperk voor ons. “Ben je de klap al te boven?” Vroeg ik. “Houd op scheid uit”. Antwoordde Barend. “Ze voeren de druk op. Kreeg ik gisteren een telefoontje van zo’n dame van de Soos die me uitnodigde voor een speed date sessie voor werkzoekenden. Ik zeg tegen dat vrouwtje: speed date? Dat gaat wel heel erg snel allemaal, vindt u ook niet? Ik zeg luister! Ik verkeer nog in een rouwverwerkingsproces. Roel je krijgt nog geen eens de kans om rustig aan het idee van werken te wennen”. “Nee dat begrijp ik” antwoordde ik quasi begripvol. “Maar weet je wat jouw risico is”? “Ik ben erg bang”, zei Barend terwijl hij zijn saffie dicht likte en het naar zijn linker mondhoek rolde, “ik ben erg bang dat jij de verleiding om het uit te leggen niet kunt weerstaan dus ik luister”. “Barend! Hoe langer jij nadenkt over weer aan het werk te gaan, hoe sterker jij je er tegen gaat verzetten. Je moet gewoon gaan”. Barend keek me schaapachtig aan en zette met een soepele duimbeweging zijn shaggie met een aansteker in lichterlaaie. Maar ik heb een grote afstand tot de arbeidsmarkt heb ik laatst gelezen”,zei hij terwijl de rook en zijn woorden tegelijkertijd zijn mond verlieten. “Toch heb je kwaliteiten” zei ik. Alleen ben jij je er niet van bewust. Werken doe je niet alleen op basis van opleiding en werkervaring. Je gebruikt ook kwaliteiten. Sterker, het kan zelfs bepalen waarom jij wel en jouw concurrent niet wordt aangenomen. Ze maken je uniek zolang je clichés vermijd. Wie sociaal, betrouwbaar, flexibel, geen 9-5 mentaliteit en stressbestendig is, lijkt op veel anderen. Blijf de concurrentie een stap voor door met kwaliteiten te komen die hout snijden. Daardoor val je op”.
Barend keek me diep in de ogen aan, nam een stevige trek van zijn Javaanse sigaret en gaf hoestend een reactie. “Ik kan wel raden wat jou kwaliteit is. Heb je dat allemaal zelf verzonnen? Jij moet minister worden of advocaat of verhalenverteller bij het Jeugdjournaal want je kunt het overtuigend brengen. Kijk”, op het gezicht van Barend kwam een wijze blik.” Ieder mens heeft natuurlijk talenten. Ik ben geduldig maar wat koop je daarvoor?” “Nou”, geef ik hem mee,“ als je daar een goed voorbeeld van kunt geven, dan is dat een hele mooie bruikbare kwaliteit als je moet overtuigen. Komt in veel functies goed van pas”. Barend stond op om zijn felheid kracht bij te zetten: “hier heb je een voorbeeld van een kwaliteit! Ik heb al die jaren heel veel geduld met de gemeente gehad. Is dat iets”? Ik vraag of hij een beter voorbeeld heeft. “Joh, zegt Barend weer wat bedaard, het is leuk en aardig met die kwaliteiten en het zal allemaal best wel zijn hoor. Maar mijn overbuurvrouw die met haar armen in haar zij de hele dag alles in de gaten loopt te houden, is nog geen goede beveiliger. Maar als ik jouw redenatie moet volgen, is de kwaliteit, goed opletten en zou zij daarmee aan de poort van Paleis Soestdijk kunnen staan”. “Je slaat de spijker op z’n kop. Het is vergezocht maar je geeft wel een voorbeeld van een opvallende kwaliteit”. Hoewel Barend nog maar net zijn smeulende peuk onder zijn schoenzool heeft vermoord, graait hij in zijn borstzak en haalt zijn baal shag tevoorschijn. Hij grist een vloeitje uit het boekje en legt de uit de baal geplukte shag in het vloeitje en rolt heel kunstig met één hand een nieuwe Javaanse jongen. Al draaiend zegt hij me gedag.“Volgende week, zelfde tijd. Ik zal eens nadenken over mijn rijtje kwaliteiten. Daar ben ik goed in, in nadenken”. “Niet alleen nadenken maar ook bewust worden roep ik. Barend is met zijn gedachten al huiswaarts “Neem je lijstje mee” roep ik hem nog na. In dezelfde blauwe rookwolk waarmee hij kwam, vertrok hij weer. Wow dacht ik. “Een shaggie draaien met één hand, da’s ook een beste kwaliteit.
Hoofdstuk 3
Hij zat er al vanochtend en hij had goede zin. Terwijl ik mijn fiets in het fietsenrek plaatste zag ik hem al zitten. Genietend van een bevrijdende ochtendzon en een Javaanse Jongen, riep hij me smalend toe: “te laat! Het is niet jouw allersterkste kwaliteit vermoed ik zo; het op tijd komen?”. “Nee” antwoordde ik terwijl ik mijn race tegen de klok weg wuifde. “Het is best wel een verbeterpunt“. “Heb ik nog een verbeterpunt voor je” , zegt Barend met de diep nadenkende blik van een wiskundeprofessor. “Oh ja?” Antwoord ik: “wat dan?” “Plannen en organiseren! Als je plant kom je niet te laat”.
Ik stelde vast dat ik er niets tegen in kon brengen en bedacht tegelijkertijd dat Barend had nagedacht over ons laatste gesprek hier op het bankje, buiten voor het gemeentehuis. De plek waar ik Barend H. enige tijd geleden met zijn ziel onder zijn arm ontmoette en waar ik besloot hem in een paar gesprekken weer wat richting te geven. Het vorige gesprek spraken wij over kwaliteiten en het belang daarvan als je op zoek gaat naar werk. Terwijl ik naast Barend plaatsnam op het bankje, trok hij uit de borstzak van zijn jas, een opgevouwen A4 en ontvouwde het document. “Ik heb een lijstje” zei hij triomfantelijk. “Hier” en hij wilde het aan mij geven. “Nee!” zei ik met uitroepteken. “Nee lees het maar voor. Spreek het maar eens uit want ik wil dat je het van jezelf zegt”. “Hoezo?” zei hij.”Ik heb dat lijstje niet gemaakt, mijn vriendin heeft het opgesteld”. “Goed bezig Barend. Het is altijd goed om mensen die dicht bij je staan, te vragen wat jouw kwaliteiten zijn. Zij kennen jou het beste”.
Barend keek bedenkelijk. “Dan moeten die wel overeenkomen”. “Natuurlijk komen die overeen. Vaak is het een prima bevestiging. Als je het durft toe te laten wordt jouw overtuiging alleen maar sterker. En is het niet mooi als je er achter komt dat vermeende kwaliteiten plots verbeterpunten blijken te zijn? Het helpt je om jezelf te leren kennen. Je hoeft niet altijd zelf in de spiegel te kijken om jezelf te spiegelen”. ”Die is diep..” zei Barend terwijl een dikke blauwe rookwolk in de ether verdween. ”Nee Barend! Niet diep, eerder praktisch zelfs. Zeker als je het lastig vindt om iets goeds over jezelf te laten vertellen”. “Tsja” zei Barend. Ik zag dat het nog niet helemaal landde. “Sta jij achter jouw lijstje?” vroeg ik. “Ja tuurlijk sta ik daar achter. Zij kent me als geen ander. Ze sloeg de spijker op z’n kop. Ik heb ook een lijstje met slechte eigenschappen maar dat is meer een boekwerk” grapte Barend. “Joh”, bracht ik daar serieus in tegen. “Haal jezelf gerust omlaag. Kom maar op met dat negatieve zelfbeeld. Wat is het toch dat we er zo calvinistisch goed in zijn om vooral zaken te benoemen waar we niet goed in zijn? Wat is het toch dat we op feestjes de lachers op de hand proberen te krijgen door te vertellen wat er fout ging? Wat is het toch dat we opvoeden onder het mom van doe maar normaal, dan doen we al gek genoeg? Wanneer vertellen nu eindelijk eens waar we goed in zijn? Waarom nu eens niet volmondig ja zeggen als antwoord op een vraag zoals bijvoorbeeld: ben jij goed in wat je doet?” Ik was inmiddels gaan staan en zag dat ik ook de aandacht van passanten kreeg die hun nek haast verdraaiden in het voorbij lopen. “Waarom vinden we het zo verdomd moeilijk en antwoorden we liever, dat we dat niet van ons zelf zeggen”. Barend was zodanig onder de indruk van mijn preek dat hij vergat dat hij een wel heel kort en brandend shaggie tussen de vingers had waardoor hij wijs- en ringvinger verbrandde. “Roel”, zei Barend. “Roel jongen, ons is geleerd om niet op te scheppen. Je mag jezelf toch niet meer goed vinden. Dan ben je toch aan het opscheppen?”. “Hoe kom je daar nu toch bij?” vroeg ik hem onthutst. “Alles heeft 2 kanten”, oreerde ik. “Hoor ik daar goeroe Cruijff?“ Onderbrak Barend me. “Nee, het heeft niets met Cruijff te maken” zei ik. “Maar je moet wel een beetje aan jouw persoonlijke PR werken. Een autoverkoper noemt toch liever de goede eigenschappen van het merk dat hij verkoopt? Die begint toch ook niet met te vertellen dat het een type of model is dat duur in onderhoud is, bovendien niet zuinig rijdt en erg diefstal gevoelig is?”. “Nee anders verkoopt hij niks”, bevestigde Barend. “Dus jij zegt dat ik mijn lijstje met kwaliteiten gewoon kan afwerken in een sollicitatiegesprek en dat ik dan geen opschepper ben?”. “Ja! Sterker nog, je gaat er bij werkgevers mee opvallen. Zoals ik de vorige keer al zei, het maakt je uniek en je valt ermee op. Het belangrijkste is echter dat je in jouw kwaliteiten gelooft. Als je in jezelf gelooft, straal je zelfvertrouwen uit”. Na mijn uitleg stond Barend op en keek me strak aan. “Ik denk dat je best een steekhoudend verhaal hebt Roeleman”, zei hij. “Ik ga daar een heel eind in mee. Maar wat doe je als geloof in jezelf en zelfvertrouwen niet je sterkste kwaliteiten zijn? Ik zie je volgende keer makker… Zelfde tijdstip?”
Hoofdstuk 4
We namen bijna gelijktijdig plaats op het bankje voor het gemeentehuis, Barend H. en ik. Er was iets met Barend maar ik kon het niet meteen duiden. “Alle goeds voor 2017”, wenste Barend me toe en hij gaf me een ferme hand. “Jij ook Barend, de beste wensen voor het komende jaar. Én een baan”. Het was zijn blik. Zijn ogen stonden anders. Ze fonkelden zelfs.
“De dagen weer goed doorgekomen?” vroeg ik terwijl ik me realiseerde dat de vraag stellen de vraag beantwoorden is. “Ja, ja, ja goed hoor”, zei hij met grote ogen en opgetrokken wenkbrauwen. “Valt jou niets op?” “Met enige gêne antwoordde ik dat me zo op het eerste gezicht niets opviel. “Ik ben gestopt met roken!” En inderdaad ik had tot op dat moment nog geen schrale rokerslucht waargenomen. Dat was het dus. De blauwe damp waarin hij zich gemiddeld iedere 20 minuten tooide had ik eveneens, sinds zijn komst, niet waargenomen. “Voornemen voor het nieuwe jaar?” “Ja en nee”, antwoordde Barend. “Ja ik wil het gaan volhouden. Dat is het voornemen. Maar ik ben vorig jaar al gestopt. Ik dacht 2weken terug, als ik toch van plan ben te stoppen, dan kan ik dat net zo goed nu doen. Heb mijn baal shag gepakt, in de kreukels gedraaid en weggegooid” zei hij enthousiast. “En wat doet dat met je?“
vroeg ik als fan van Mart Smeets. “Ik voel me alle slechte woorden die met een K beginnen in het kwadraat met een K. Maar ik heb me voorgenomen geen peuk meer te roken. Anderzijds voel ik me meteen gezonder. Hoe gek dat ook mag klinken”. “Dat klinkt niet gek hoor Barend, je hebt gewoon meer lucht”, zei ik terwijl de ervaringsdeskundige in mij boven kwam. “Hoe ben je er toe gekomen?” vroeg ik uiterst gebiologeerd. “Jij en roken en roken en jij, deze twee grootheden waren toch onlosmakelijk met elkaar verbonden zoals Alfa en Romeo”. Klopt zei Barend. “Maar toen ik dacht aan stoppen, dacht ik ook aan ons eerste gesprek. Jij gaf aan dat je soms ook gewoon moet doen. Dat je in actie moet komen. Dat er dan dingen ontstaan en zaken gebeuren of zelfs omkeren. Dat dominosteentjes in de juiste richting gaan omvallen. Ik zei toen tegen mezelf: ik doe die shag weg en heb dat meteen gedaan. En je mag gerust weten dat ik het moeilijk heb. Vraag thuis maar eens aan moeder de vrouw. Ik ben niet te genieten. Maar ik stel haar gerust en zeg dat het een fase is. Dat ze vervolgens zegt dat ik wat haar betreft dan al jaren lang aan het stoppen ben, want ik heb overal wel een excuus voor, neem ik voor lief. Ik ga dit volhouden”.”Da’s een mooi streven en vooral een mooie kwaliteit die je hebt aangeboord. 2017 wordt jouw jaar waarin je in actie komt en misschien zelfs wel weer werk kunt vinden. Als je kunt stoppen met het doorbreken van een gewoonte zoals roken, kun je ook stoppen met niks doen want dat is ook een verslaving waar veel mensen last van hebben. En zoals je weet is, als je echt vooruit wilt, niks doen geen optie. Maar om je gerust te stellen, iets gaan doen en in actie komen, het is vele malen gemakkelijker dan stoppen met roken. Wilskracht heet dat”. “Ik zie je volgende keer” zei Barend en stond op. Vlak voor hij vertrok haalde hij diep adem, dieper dan hij sinds zijn allereerste shagje ooit had gekund.
Hoofdstuk 5
Het bankje was leeg vanochtend. Barend zat er niet. Ik besloot om in de heerlijk plagende winterzon op hem te wachten in de hoop dat hij alsnog zou opdagen. Net toen ik wilde opstaan, kwam Barend in gezwinde draf op mij afgelopen. “Gelukkig!”, riep hij. “Je zit er nog! Oh man ik heb zo gehaast maar ik heb erg goed nieuws!”, zei hij met grote sprankelende ogen. Benieuwd naar zoveel enthousiasme vroeg ik hem zich nader te verklaren: “Ga eerst eens rustig zitten.. Adem in Adem uit en vertel.. Waarom ben jij zo opgetogen?”. Ik merkte dat zijn geestdrift aanstekelijk op mij werkte. “Jij weet niet waar ik vandaan kom hè?” zei hij terwijl hij zich verslikte in zijn eigen opwinding. “Nee en ja, ik weet dat je van ver komt”, stelde ik metaforisch, “maar waar je zojuist bent geweest? Ik heb geen flauw idee”. Met wijd opengesperde ogen vertelde hij mij dat hij op sollicitatiegesprek was geweest. Hij vertelde en vertelde. Dat hij ons laatste gesprek talloze keren had teruggeluisterd; in zijn hoofd en samen met zijn vrouw. Dat hij had besloten om de proef op de som te nemen en te gaan doen. Dat hij met zijn CV, hoe beknopt ook, bij een paar werkgevers was langs geweest. Dat hij, nadat hij ook bij de zesde werkgever, nul op rekest had gekregen, mij had vervloekt maar dat hij had besloten om te blijven doen en dat de zevende werkgever zijn CV wilde bewaren en de achtste werkgever ook. De negende werkgever nodigde hem uit in de bedrijfskantine waar hij onder het genot van een beker automatenkoffie, antwoord mocht geven op de vraag waarom ze Barend H. moesten aannemen. “Wat heb je daar op geantwoord? Had je jouw kwaliteiten op een rijtje?“ vroeg ik hyper nieuwsgierig. “De instelling zoekt, wegens grote drukte, een extra baliemedewerker voor de ontvangst van gasten. Daarbij komen ook wat licht administratieve werkzaamheden zoals het registreren van de bezoekers, de reden van het bezoek en het tijdstip waarom ze het bedrijf weer verlaten en ik geloof dat je ook inkomende post moet inboeken. Ik zei dat die functie precies paste omdat ik vriendelijk ben, goed kan luisteren, geïnteresseerd ben in ieder mens, respectvol en voor een professioneel en warm welkom kan zorgen. Ik zei dat ik dat visitekaartje wel kan zijn”. Hoewel Barend zijn best deed zijn ademhaling naar een rustiger ritme te krijgen, nam hij, met nog altijd een behoorlijke hartslag, naast mij plaats op het bankje. “Dat heb je goed gedaan Barend! Goed dat je bent blijven doen en goed dat je jouw kwaliteiten op orde had. En nu? Wat is het vervolg?” Barend sloeg met zijn handen hard op zijn bovenbenen, vouwde zijn handen alsof hij iets moest overpakken en stond op: “ze nemen het in overweging en bellen me morgenochtend voor 12.00 uur om uitsluitsel te geven. Meer kan ik nu even niet doen want ik moet afwachten. Mocht het niets worden, dan blijf ik toch doen. Ik moet daarom meteen weer door. Ik ga namelijk mijn CV nog even afgeven bij een oud-klasgenoot die ik vorige week haast letterlijk tegen het lijf liep. Bij het bedrijf waar hij werkt zoeken ze nog nieuwe medewerkers”.
Haastig sprong hij op de fiets. Opgetogen over zoveel bezieling riep ik hem lachend na:
“Jij doet maar”.
Hoofdstuk 6